Hieronder slechts een kleine greep uit het Limburgse talenpalet.
Thuistaal
Thuistaal is datgene wat in thuissituaties en tussen mensen die elkaar goed kennen gesproken wordt.
Dialect
Een dialect is een lokale of regionale taalvariëteit, die als een hoofdzakelijk gesproken taal niet genormeerd is, niet onderwezen wordt en bijna uitsluitend voor informele taalsituaties gebruikt wordt.
Citétaal
Citétaal is een smeltkroestaal die ontstaan is in de arbeiders- en migrantenwijken van de mijnbouwsteden in Belgisch-Limburg door de instroom van immigranten uit heel Europa en Noord-Afrika.
Standaardtaal
De standaardtaal is de taal die algemeen bruikbaar is in het publieke domein, dat wil zeggen in alle belangrijke sectoren van het openbare leven, zoals het bestuur, de administratie, de rechtspraak, het onderwijs en de media.
Jongeren- en straattaal
Jongeren- en straattaal zijn het typische, erg trendgevoelige, taalgebruik van jongeren, dat ze onderling ook wel als codetaal gebruiken.
Tussentaal
Tussentaal is een taalvariëteit die tussen het dialect en de standaardtaal in staat; het is dan ook een mengvorm van deze taalvariëteiten.
Vaktaal
Vaktaal is het taalgebruik binnen een vakgebied, beroep of een groep mensen, dat vaak moeilijk te begrijpen is voor buitenstaanders.
Gebarentaal
Gebarentaal is een visueel-manuele taal waarin gesproken wordt met gebaren.